Venijnige Oorwormen
Misschien heb je ze wel eens in de tuin gezien. Oppakken kan geen kwaad, maar ze kunnen wel gemeen knijpen met hun krachtige tang aan hun achterlijf. Maar waar gebruiken oorwormen deze tang voor?
De oorwormen vormen samen de orde Dermaptera. Deze naam is afgeleid van de Griekse woorden ‘huid’ (δέρμα) en ‘vleugel’ (πτερόν). Er zijn rond de 1300 soorten bekend.
Oorwormen houden van warmte en zal je dus vaak aantreffen in tropische en subtropische gebieden. Maar sommige soorten kommen voor in koude gebieden; zelfs tot aan de sneeuwgrens in bergen. De gewone oorworm (Forficula auricularia) komt over de hele wereld voor. Overdag verbergen oorwormen zich op donkere, vochtige plaatsen. Bijvoorbeeld boomschors, afgevallen bladeren, stenen etc. Ze zitten vaak vele tegelijk bij elkaar; een slaapkolonie.
Met opgevouwen achtervleugels kunnen oorwormen vliegen. Deze worden beschermd door voorvleugels in de vorm van dekschilden. Maar bij veel soorten zijn de vleugels verdwenen of erg klein geworden.
Oorwormen hebben een sterk gebouwd lichaam en zijn donker van kleur. Het belangrijkste kenmerk van oorworm zijn de cerci. Cerci zijn 2 uitsteeksels aan het achterlijf van vele insectenoorden. Deze uitsteeksels hebben kakkerlakken en oorwormen. Oorwormen gebruiken hun cerci op nachtelijke rooftochten om prooidieren te vangen. Als ze hun prooi stevig vastgeklemd hebben, buigen ze hun cerci naar voren richting hun mond. Ook kunnen oorwormen hun cerci omhoog steken ter verdediging. Ze bevatten geen gif en zijn niet krachtig genoeg om door een mensenhuid heen te dringen. De tang speelt bij sommige soorten een rol bij de paring. Tenslotte gebruiken ze hun tang bij het uitspreiden van hun vleugels.
De gewone oorworm
Info: Geheimen van het dierenrijk, ongewervelden 4; Wikipedia